Samen met haar halfbroer Sennedjem is prinses Neith uit Egypte gevlucht om niet in het bed van haar vader, de farao, terecht te komen. Ze worden gevangengenomen door slavenhandelaren en verkocht aan Nabû-kudurri-usur, de koning van Babylon.
Sennedjem wacht een noodlottig lot: hij wordt uitgekozen om de rol van ‘strokoning’ te spelen. Zijn taak bestaat erin de goddelijke vloek op zich te nemen om deze af te leiden van de heerser van Babylon. Neith, die dienstmeisje is geworden van de concubine Shamhat, de geliefde van kroonprins Amel, zal het onmogelijke proberen om hem te helpen... en slaagt erin hem te laten ontsnappen.
Nabû-kudurri-usur bereidt ondertussen het politieke huwelijk van zijn zoon met een Medische prinses voor en besluit de lastige concubine uit de weg te ruimen. Woedend neemt Amel de wapens op tegen zijn vader en sleept Sennedjem mee in een eindeloze guerrillaoorlog.